Zoeken
HomeWaar zit je Klacht?HeupTotale heupprothese (THP)

Totale heupprothese (THP)

Een heupprothese kan de oplossing zijn als u last heeft van heupartrose (versleten heup), van een dijbeenhalsbreuk of van een verstoorde doorbloeding van de heupkop (avasculaire heupkopnecrose. In deze folder leest u meer over deze aandoeningen, heupprothesen en de ingreep.

De heup
Het heupgewricht is een kogelgewricht (zie figuur). De kop van het dijbeen draait als een ronde kogel soepel in de kom van het bekken. Dat is mede mogelijk doordat op de kop én in de kom een laag kraakbeen zit. Kraakbeen is een glad, verend weefsel.

Figuur 1: Overzicht van het heupgewricht. Heuphals = dijbeenhals. Bovenbeen = dijbeen.

De versleten heup
Het kraakbeen op de kop van het dijbeen en/of in de kom van het bekken kan in kwaliteit achteruitgaan. Dat heet: een versleten heup of heupartrose.

Wat zijn de klachten bij een versleten heup?
De meest voorkomende klacht bij slijtage van de heup is: pijn. U voelt pijn in de lies en in de bilstreek. Dit trekt bovendien door naar het bovenbeen en de knie. U voelt ook dat het gewricht stijver is. Als u opstaat, is de pijn heviger. Dit heet startpijn. Lopen, bukken en de trap oplopen worden steeds moeilijker. De klachten nemen toe als de slijtage verergert.

Wat zijn de oorzaken?
Artrose is een aandoening van het kraakbeen in gewrichten. Met het toenemen van de leeftijd verandert het kraakbeen in een gewricht van dikte en samenstelling. Dat is normaal. Maar bij artrose treedt overmatige slijtage op van het kraakbeen. Het gladde oppervlak wordt dun, brokkelig en/of het kraakbeen verdwijnt helemaal. Het lichaam kan dit niet meer repareren.

Totale heupprothese (THP)

Er zijn drie oorzaken van artrose:

  • De kraakbeenlaag van het gewricht slijt door onbekende oorzaak. Hierdoor wordt deze laag met kraakbeen op het botuiteinde dunner. Uiteindelijk komt het onderliggende bot (gedeeltelijk) bloot te liggen. Deze vorm van artrose komt het meest voor bij mensen van middelbare leeftijd of ouder.
     
  • Een ontstekingsreactie van het gewricht kan het kraakbeen aantasten, bijvoorbeeld bij reumatoïde artritis. Ook hierdoor wordt de kraakbeenlaag op het botuiteinde dunner of de laag verdwijnt geheel. Dit kan op iedere leeftijd voorkomen. De kans bestaat dat in beide heupgewrichten en/of andere gewrichten artrose ontstaat.
     
  • Artrose kan ook ontstaan na een andere aandoening, zoals een botbreuk of een aangeboren heupafwijking. Het kraakbeen kan rechtstreeks beschadigd raken, of bijvoorbeeld door een andere manier van bewegen extra snel slijten. Dit heet ‘posttraumatische artrose’ en kan jaren na die andere aandoening alsnog optreden.


Beschadigd kraakbeen herstelt nauwelijks. Wanneer de kraakbeenlaag dunner wordt of verdwijnt, bewegen de botuiteinden in een gewricht niet meer soepel langs en over elkaar. Er is toenemende wrijving tussen de botten en dat doet pijn. Ook kunnen ruwe uitsteeksels ontstaan op het bot. Er kan zich vocht ophopen in het gewricht en de omliggende weefsels – er ontstaat een zwelling. Zowel de pijn als de zwelling maken bewegen moeilijk.

De dijbeenhalsbreuk
In figuur 1 ziet u de smalle verbinding tussen de dijbeenkop en het lange, rechte deel. Dat is de dijbeenhals of heuphals. Door een ongeval of osteoporose (botontkalking) kan hier een breuk ontstaan. Zo’n breuk herstelt heel moeizaam.

Avasculaire heupkopnecrose
Bij avasculaire heupkopnecrose is de bloeddoorstroming van de heupkop verstoord. Het bot wordt zacht en de heupkop zakt in elkaar. De oorzaak is vaak medicijngebruik (Prednison of afweerverminderende medicatie, bijvoorbeeld na een niertransplantatie), soms treedt het spontaan op zonder dat daarvoor een oorzaak kan worden gevonden.

Wanneer is een heupprothese noodzakelijk?
Bij een dijbeenhalsbreuk kan de orthopedisch chirurg een heupprothese aanraden als de breuk lastig herstelt of als de botkwaliteit slecht is.

Bij slijtage van het kraakbeen volstaan in eerste instantie medicijnen (ontstekingremmers) en fysiotherapie. Maar als de pijn elke beweging in de heup onmogelijk maakt, kan een heupprothese de oplossing zijn.

Omdat een prothese een beperkte levensduur heeft (gemiddeld 10 - 15 jaar), wordt de operatie bij mensen jonger dan 60 jaar zo lang mogelijk uitgesteld.

In figuur 2 ziet u de onderdelen van een totale heupprothese. De orthopedisch chirurg plaatst de kom in het bekken en de steel komt in het dijbeen; dit ziet u in figuur 3.

De figuren geven geen informatie over de gebruikte materialen. Dergelijke informatie vindt u op de website www.mijnheupprothese.nl.

Figuur 2: De onderdelen van een heupprothese.

Figuur 3. Na de operatie: zo ziet het nieuwe heupgewricht eruit.

Hoe lang duurt het herstel?
Had u een dijbeenhalsbreuk, dan kunt u erop rekenen dat u uw heup na de revalidatie- en herstelperiode weer kunt gebruiken als voor de breuk. In totaal duurt deze periode ongeveer een jaar.Had u last van gewrichtsartrose, dan zal de pijn in uw heup direct na de operatie al sterk verminderen. Soms is uw heup de eerste maanden nog enigszins gevoelig door de ingreep. Deze veranderingen in gevoel hebben invloed op uw manier van lopen. Uw spieren hebben tijd nodig zich aan de nieuwe situatie aan te passen.

Na een jaar is meer dan 90 procent van de patiënten tevreden over het resultaat.

Totale heupprothese (THP)

Wat is de levensduur van een heupprothese?
De levensduur van een heupprothese is onder meer sterk afhankelijk van uw activiteiten: hoe actiever u bent, hoe korter de prothese meegaat. Zware lichamelijke inspanning en sporten kunnen de levensduur beperken. Vraag hierover advies aan uw orthopedisch chirurg.

Is een heupprothese te vervangen?
De kunstheup is eventueel te vervangen. Dat vergt een grotere operatie. Slijtage van het materiaal komt in zeer geringe mate voor. De levensduur van de prothese wordt in het algemeen beperkt doordat een van de onderdelen los gaat zitten. De kans hierop is wisselend: soms gebeurt het pas na tien of vijftien jaar, soms helemaal niet. U moet daarom uw leven lang elk jaar of om de twee jaar op controle komen. Een belangrijk onderdeel van deze controle is een röntgenfoto van de heup.

Totale heupprothese (THP)

U krijgt een heupprothese. Wat betekent dat voor u?
De voorbereiding op de operatie
Voor de opname in het ziekenhuis gaat u meestal naar het spreekuur van de anesthesioloog (de dokter die bij u de verdoving verzorgt). Behalve bloed- en urineonderzoek wordt zonodig een hartfilmpje en een longfoto gemaakt. Soms schrijft de specialist al vóór de operatie fysiotherapie voor, zodat u met krukken leert lopen. In overleg met de orthopedisch chirurg kiest u een heupprothese: er zijn verschillende typen die ieder op een andere manier worden vastgezet. De operatie gebeurt onder gehele narcose of plaatselijke verdoving. Plaatselijke verdoving kan worden gecombineerd met een slaapmiddel, waardoor u weinig of niets van de operatie merkt. Bij opname kunt u uw keuze bespreken.De operatie
De operatie duurt twee tot drie uur. Bij de operatie wordt de heupkop verwijderd. In de heupkom wordt een kom van kunststof of metaal (zie figuur 3) geplaatst. Hierna zet de chirurg in het bovenbeen een metalen pen waarop een kop is vastgemaakt die precies in de kom past. Het gehele heupgewricht wordt dus vervangen door een kop en kom die precies in elkaar passen. U krijgt voorafgaand aan de operatie en dan tot 24 uur erna antibiotica om de kans op infectie te verkleinen.

Na de operatie
U gaat naar de uitslaapruimte, waar u de eerste uren intensieve controle krijgt. Sommige patiënten zijn na de ingreep enigszins misselijk. Als u voldoende hersteld bent, gaat u terug naar uw eigen afdeling. Het litteken zit aan de zijkant, voorkant of achterkant van de heup en is ongeveer 20 cm lang. U heeft enkele dagen pijn: u krijgt hiervoor pijnstillers. Bij de wond wordt het bloed en wondvocht afgevoerd. Meestal krijgt u medicijnen om trombose te voorkomen. Deze bloedverdunnende medicijnen worden meestal tot zes weken na de operatie gegeven.

Nabehandeling
De eerste dag na de operatie begint u in het ziekenhuis met revalideren. Bij de oefeningen in bed en bij het weer leren lopen krijgt u begeleiding van de fysiotherapeut. Of u de nieuwe heup meer of minder mag belasten, is afhankelijk van het type heupprothese. U leert eerst lopen met een looprekje en vervolgens met krukken. De fysiotherapeut leert u verder hoe u het beste weer kunt staan, opstaan, liggen en zitten. In de regel kunt u na de opname in het ziekenhuis met krukken lopen. Na ontslag wordt soms nog fysiotherapie voorgeschreven. Ongeveer twee maanden na de operatie komt u op de polikliniek bij de behandelend arts voor controle.

Welke complicaties kunnen optreden?
Ondanks alle zorg die aan de operatie besteed wordt, kunnen er soms complicaties optreden.

  • Er bestaat kans op infectie van de heupprothese of het gebied er omheen.
  • De kop van de kunstheup kan uit de kom schieten. De kans hierop is de eerste drie maanden na de operatie het grootst. U dient zich daarom goed aan de instructies van de fysiotherapeut te houden.
  • Nabloeding van de wond kan optreden.
  • Er kan sprake zijn van een verschil in beenlengte.
  • Er is kans op trombose. Om dit te voorkomen, krijgt u na de operatie nog enige maanden bloedverdunnende middelen.
  • Zenuwbeschadiging (verlamming van het been) kan optreden.
  • De heupprothese kan na langere tijd loslaten.

Wanneer moet u met de behandelend arts contact opnemen?
Neem contact op met de behandelend arts als:

  • de wond gaat lekken;
  • de wond dik wordt en/of meer pijn gaat doen;
  • u niet meer kunt staan, terwijl dit eerder goed mogelijk was.


De kans op infectie, ook in de toekomst, blijft bestaan. Bij een operatie, het trekken van een tand of kies, of bij een tandwortelbehandeling moet u uw huisarts, tandarts of specialist vooraf inlichten. Het eerste jaar na de heupoperatie krijgen alle patiënten dan namelijk antibiotica, na één jaar alleen mensen met een verminderde weerstand.